Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1501

Datum uitspraak2007-07-03
Datum gepubliceerd2007-08-14
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704580/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toewijzing voorlopige voorziening hangende hoger beroep / vreemdelingenbewaring / beroep gegrond
Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven. Indien het verzoek niet wordt toegewezen, is de staatssecretaris gehouden dat wel te doen en een besluit te nemen waarvan de gevolgen slechts bezwaarlijk zijn te redresseren. Hoewel de voortduring van de bewaring voor de vreemdeling ingrijpend is en diens belangen bij de opheffing ervan zwaar wegen, dient in het onderhavige geval aan de belangen die worden gediend door die voortduring een grotere betekenis te worden toegekend. De Voorzitter ziet hierin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.


Uitspraak

Datum uitspraak: 3 juli 2007 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Justitie, verzoeker, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/24902 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 2 juli 2007 in het geding tussen: [de vreemdeling] en verzoeker. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 juni 2007 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Bij uitspraak van 2 juli 2007, verzonden op 3 juli 2007, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 3 juli 2007, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft de staatssecretaris de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. 2. Overwegingen 2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven. Indien het verzoek niet wordt toegewezen, is de staatssecretaris gehouden dat wel te doen en een besluit te nemen waarvan de gevolgen slechts bezwaarlijk zijn te redresseren. Hoewel de voortduring van de bewaring voor de vreemdeling ingrijpend is en diens belangen bij de opheffing ervan zwaar wegen, dient in het onderhavige geval aan de belangen die worden gediend door die voortduring een grotere betekenis te worden toegekend. De Voorzitter ziet hierin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Staatssecretaris van Justitie geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink Voorzitter w.g. Bakker ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2007 393. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze, mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak